CATEGORIEËN
OVER UITGEVERIJ DEYSTERE
CONTACT/BESTELLEN
OVERZICHT BOEKEN
Essays
Gedichten
haiku
Romans
Theater
RECENTE BERICHTEN
Boekvoorstelling
LES AILES DE LA NOSTALGIE
LES AILES DE LA NOSTALGIE
Verhalen
HELENA in POMPEÏ / johan teirlinck
Fragment 3:
Vogel-weten
toen hij haar zag
voor het eerst
in zwart gehuld
langbenig
was hij verloren
en wist niet eens
waarom
toen later bleek
dat jeugd
een bliksem in ons bloed is
en wij blind hormonen volgen
was het al te laat
voor haar en hem
en doolden zij getweeën
in de mallemolen van hun leven
op zoek naar zichzelf
en hoe het ooit begon
of zover kon komen
en bovenal de vraag
wie zij dan eigenlijk waren
van die tijd
het moet gezegd
herinnerde hij zich slechts
dat hij -en zij-
toen niet wist
dat dit de vraag was
en haast alles duister was
de zin van leven
de waarde van het samen zijn
de richting en het doel
allen hingen over de afgrond
te wapperen
toeval en een soort mirakel
leek het wel
dat alles net niet ten onder ging
en velen
uit zijn buurt
verloren het gevecht
en gingen kopje onder
maar zij en hij
wij dus
hielden stand
op een of andere manier
bleef iets overeind
trokken onweerswolken over
temperde de storm
en hoewel geen boom
nog overeind stond
bood het troosteloze landschap
perspectieven
trokken wij
dezelfde kar vooruit
en hoewel wij elkaar niet naderden
toch bleven wij
nadrukkelijk nabij
het was geen ochtend
denk ik
toen het gebeurde
het was een nacht
een duister zinderen
door vogels aangekondigd
en ik
en zij
in bed nog
hun oproep hoorden
tegen beter weten in
zo dacht ik eerst
maar naar ik onlangs heb vernomen
zou het eerder vogel-weten zijn
de kracht van steeds weer
beginnen
de wil om hetzelfde verhaal
een zoveelste keer
neer te schrijven
een stip te zijn
op een zeer lange lijn
van mensen en dingen
en tenslotte in alles
een beetje zelf te zijn
de vreemde sensatie
erbij te zijn
onderdeel te zijn
te delen
in iets groot
iets breed
en diep
en niet te vatten
niet te weten
wat er gaande is
één vogel was het
die het meldde
en dan nog één
totdat het huis in lichterlaaie stond
en alle vogels samen
hadden besloten
ons te bestoken
en wij verbijsterd in ons ochtendbed
elkaar bekeken
en slikten
omdat we hetzelfde hoorden
hetzelfde lied
van eeuwig en altijd
van overal en eindeloos
zijn
toen was het
dat ik in haar ogen keek
en zij het zag
dat wat anders van elkaar was afgegleden
nu doorheen het vel
tot in het merg
kon dringen
'jij' zeiden we
tegelijk
en tot elkaar
omdat we het niet geloven konden
en buiten een orkest
oorverdovend
luid
te spelen stond
en wij
als voor het eerst
elkaar daar vonden
haast beschaamd
om al wat inmiddels
gebeurde
was gebeurd
maar tegelijk
nieuw
en voor het eerst
daar
aanwezig
met elkaar
en weinig woorden
om te zeggen
wat precies in ons
veranderde
tenslotte naar het raam gelopen
kijkend
naar de zangers
naar de vogels
naar de tuin en wereld
verderop
de straten en de bomen
hoe ook zij
veranderd waren
met één hand
voor de mond
bekeek ik
voor het eerst
de wereld
en schrok
het was jouw hand
die trok
en ik je volgde
alsof je dringend
iets moest tonen
en wij tezamen
even later
bij de kinderkamers stonden
en wat wij beiden vreesden
was gebeurd
de laatste keer
dat wij hen zagen
werden zij geboren
en trok de wereld
zijn valdeur dicht
nu lagen daar
te slapen
geen kinderen
maar mensen
die stiekem
en onzichtbaar waren groot gegroeid
terwijl de sneeuwstorm woedde
en niemand iets kon zien
ongelovig
keek ik
je aan
in jouw ogen
zag ik
mijn ogen
gemaakt uit deze nacht
de vogels en hun kracht
te weten dat een nieuwe wereld wacht
buldert maar buldert zacht
de jeugd verloor haar macht
en alle praal en pracht
die ons vroeger had versmacht
terwijl deze morgen lacht
niet meer bevreesd voor pijn of klacht
dit is waar we lang hebben naar gesmacht
getracht
gewacht
Vogel-weten
toen hij haar zag
voor het eerst
in zwart gehuld
langbenig
was hij verloren
en wist niet eens
waarom
toen later bleek
dat jeugd
een bliksem in ons bloed is
en wij blind hormonen volgen
was het al te laat
voor haar en hem
en doolden zij getweeën
in de mallemolen van hun leven
op zoek naar zichzelf
en hoe het ooit begon
of zover kon komen
en bovenal de vraag
wie zij dan eigenlijk waren
van die tijd
het moet gezegd
herinnerde hij zich slechts
dat hij -en zij-
toen niet wist
dat dit de vraag was
en haast alles duister was
de zin van leven
de waarde van het samen zijn
de richting en het doel
allen hingen over de afgrond
te wapperen
toeval en een soort mirakel
leek het wel
dat alles net niet ten onder ging
en velen
uit zijn buurt
verloren het gevecht
en gingen kopje onder
maar zij en hij
wij dus
hielden stand
op een of andere manier
bleef iets overeind
trokken onweerswolken over
temperde de storm
en hoewel geen boom
nog overeind stond
bood het troosteloze landschap
perspectieven
trokken wij
dezelfde kar vooruit
en hoewel wij elkaar niet naderden
toch bleven wij
nadrukkelijk nabij
het was geen ochtend
denk ik
toen het gebeurde
het was een nacht
een duister zinderen
door vogels aangekondigd
en ik
en zij
in bed nog
hun oproep hoorden
tegen beter weten in
zo dacht ik eerst
maar naar ik onlangs heb vernomen
zou het eerder vogel-weten zijn
de kracht van steeds weer
beginnen
de wil om hetzelfde verhaal
een zoveelste keer
neer te schrijven
een stip te zijn
op een zeer lange lijn
van mensen en dingen
en tenslotte in alles
een beetje zelf te zijn
de vreemde sensatie
erbij te zijn
onderdeel te zijn
te delen
in iets groot
iets breed
en diep
en niet te vatten
niet te weten
wat er gaande is
één vogel was het
die het meldde
en dan nog één
totdat het huis in lichterlaaie stond
en alle vogels samen
hadden besloten
ons te bestoken
en wij verbijsterd in ons ochtendbed
elkaar bekeken
en slikten
omdat we hetzelfde hoorden
hetzelfde lied
van eeuwig en altijd
van overal en eindeloos
zijn
toen was het
dat ik in haar ogen keek
en zij het zag
dat wat anders van elkaar was afgegleden
nu doorheen het vel
tot in het merg
kon dringen
'jij' zeiden we
tegelijk
en tot elkaar
omdat we het niet geloven konden
en buiten een orkest
oorverdovend
luid
te spelen stond
en wij
als voor het eerst
elkaar daar vonden
haast beschaamd
om al wat inmiddels
gebeurde
was gebeurd
maar tegelijk
nieuw
en voor het eerst
daar
aanwezig
met elkaar
en weinig woorden
om te zeggen
wat precies in ons
veranderde
tenslotte naar het raam gelopen
kijkend
naar de zangers
naar de vogels
naar de tuin en wereld
verderop
de straten en de bomen
hoe ook zij
veranderd waren
met één hand
voor de mond
bekeek ik
voor het eerst
de wereld
en schrok
het was jouw hand
die trok
en ik je volgde
alsof je dringend
iets moest tonen
en wij tezamen
even later
bij de kinderkamers stonden
en wat wij beiden vreesden
was gebeurd
de laatste keer
dat wij hen zagen
werden zij geboren
en trok de wereld
zijn valdeur dicht
nu lagen daar
te slapen
geen kinderen
maar mensen
die stiekem
en onzichtbaar waren groot gegroeid
terwijl de sneeuwstorm woedde
en niemand iets kon zien
ongelovig
keek ik
je aan
in jouw ogen
zag ik
mijn ogen
gemaakt uit deze nacht
de vogels en hun kracht
te weten dat een nieuwe wereld wacht
buldert maar buldert zacht
de jeugd verloor haar macht
en alle praal en pracht
die ons vroeger had versmacht
terwijl deze morgen lacht
niet meer bevreesd voor pijn of klacht
dit is waar we lang hebben naar gesmacht
getracht
gewacht